Borst

De behandeling van borstkanker kan ofwel met curatieve opzet zijn ofwel met palliatieve opzet.
De curatieve behandeling van het borstkanker is zeer complex. We leggen hier de basis uit, maar de behandeling kan afwijken van wat u hieronder kan lezen want er zijn vrij veel uitzonderingen of variaties op de klassieke behandeling.

1. Curatieve behandeling.

A. Vroegstadium borstcarcinoom
Van een vroegstadium borstcarcinoom is er sprake als de tumor kleiner is dan 5 cm, niet is ingegroeid in de borstwand of huid, of die niet leidt tot tumorgerelateerde ontstekingsverschijnselen EN waarbij de tumor in 3 of minder okselklieren is uitgezaaid.

Bij dit stadium is een operatie altijd de 1ste keus van de behandeling. Dit kan een borstsparende behandeling zijn of een borstamputatie. De chirurg of het oncologische team bepaalt of de patiënt in aanmerking komt voor de borstsparende behandeling (Soms kan dat na een voorbehandeling met chemotherapie (zie ook hieronder hoofdstuk B, verdergevorderd stadium borstcarcinoom)). De patient kan hierover zijn voorkeur aangeven. Een borstsparende behandeling is een behandeling, waarbij de tumor verwijderd wordt en waarna er altijd een nabestraling plaats vindt van de gehele borst om de kans op terugkeer van de ziekte te verkleinen. De borstsparende behandeling is wat de behandelingsuitkomst (prognose) betreft vergelijkbaar met een borstamputatie. De bestralingstechnieken die bij de borstparende behandeling gebruikt worden zijn vrij verschillend. Hierover kan u meer lezen in dit hoofdstuk bij de bestralingstechnieken.

Het voordeel van een borstamputatie is dat er meestal geen bestraling meer gegeven hoeft te worden. Een borstamputatie is een ingrijpende behandeling. Er bestaan verschillende mogelijkheden om de borst te reconstrueren (borstprothese of borstreconstructie met eigen weefsel)

Bij het vroegstadium borstcarcinoom zijn er maar een beperkt aantal klieren aangedaan en wordt de oksel meestal niet bestraald. Voor de behandeling van de oksel zie hieronder hoofdstuk C Behandeling lymfekiergebieden.

B. Verdergevorderd stadium borstcarcinoom
Van een verdergevorderd stadium is sprake als de tumor groter is dan 5 cm in diameter, er sprake is van ingroei van de tumor in de borstwand of huid, of een tumor die leidt tot tumorgerelateerde ontstekingsverschijnselen van de huid van de borst en/of waarbij er sprake is van uitzaaiingen van de tumor in meer dan 3 klieren ,vergroeide klieren ( met elkaar of met de omgeving) of klieren in gebieden buiten de oksel, waar naartoe de lymfe vanuit de tumorregio ook zou kunnen afvloeien.

Bij dit stadium zijn er 3 verschillende behandelmogelijkheden, afhankelijk van de grootte van de tumor, en/of het aantal aangetaste klieren.

1) borstsparende operatie (vaak niet haalbaar wegens de uitgebreidheid van de tumor) gevolgd door bestralingen op de borst en meestal overige lymfekliergebieden (zie C. Behandeling van lymfekliergebieden)

2) borstamputatie met verwijdering van de lymfeklieren in de oksel, gevolgd door bestralingen op de borstwand en meestal overige lymfekliergebieden ( zie C. behandeling van lymfekliergebieden)

3) chemotherapie gevolgd door borstsparende operatie of borstamputatie die altijd gevolgd wordt door bestralingen op de borst en oksel. Er wordt soms voor deze behandeling gekozen omdat de tumor te uitgebreid is om volledig te verwijderen of omdat de chemotherapie de tumor kleiner kan maken zodanig dat er dan een borstsparende behandeling kan volgen. Indien de tumor echter niet reageert op de chemotherapie dan volgt er in het laatste geval toch nog een borstamputatie.

C. Behandeling lymfekiergebieden.
De aanwezigheid van klieren met uitzaaiingen van de borstkanker in de oksel of de overige lymfedrainage gebied van de borst kan ook invloed hebben op de keuze van de behandeling.

Vaak is de schildwachtklierprocedure een onderdeel van de borstsparende behandeling en ook van een borstamputatie. Bij de schildwachtklierprocedure wordt de eerste klier(-en), waarnaar het lymfevocht vanuit de tumorregio naar toe vloeit, opgespoord en verwijderd.

Indien er bij het begin van de behandeling of bij diagnose geen afwijkingen zichtbaar/ontdekt waren in de oksel, maar er bij de schildwachtklierprocedure toch afwijkende klieren gevonden worden, dan kan er soms besloten worden om de overige okselklieren te verwijderden. Dit is echter niet altijd nodig. Soms volstaat een okselbestraling ( dit hangt af van meerdere factoren). Het voordeel van het "alleen bestralen van de oksel" is dat er misschien minder bijwerkingen kunnen optreden.

Indien het bij diagnose duidelijk is dat er klieren met uitzaaiingen zijn in de oksel dan kan er besloten worden tot een meer uitgebreide operatie, waarbij alle klieren uit de oksel verwijderd worden.

Indien er bij de schildwachtklierprocedure of na de uitgebreide okseloperatie meer dan 3 klieren met uitzaaiingen gevonden worden is het nodig om naast de nabestraling van de borst/ borstwand ook de overige gebieden waar lymfe vanuit de tumorregio naartoe vloeit te bestralen.

D. Palliatieve behandeling bij uitgezaaide ziekte.
Soms is er sprake van uitgezaaide ziekte, waarbij er ook klachten ontstaan in het gebied van de borst. Dan kan er gekozen worden voor een beperkte bestraling , waarmee de klachten kunnen worden verminderd of beperkt.

Deze beperkte bestraling wordt ook gedaan als patiënten al eerder bestraald geweest zijn. Deze bestraling kan dan gecombineerd worden met hyperthermie (= warmtebehandeling = verwarming van het bestraalde gebied). Hierdoor wordt het effect van de radiotherapie versterkt.

E. Bestralingtechnieken.

De radiotherapeutische behandeling van het mammacarcinoom is complex en de behandeling methodes en aantallen bestralingen kunnen verschillend zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals type en uitgebreidheid van de operatie, radicaliteit van de operatie, bepaalde tumorkenmerken, toegepaste bestralingstechniek. De aanpak kan verschillend zijn in verschillende bestralingscentra.

Het kan zijn dat alleen de borst of borstwand na een amputatie bestraald wordt, soms is het nodig om ook de oksel te bestralen of zelfs ook de gebieden in de buurt van de borst, waar de lymfe naar toe afvloeit.

Bij linkszijdig gelegen tumoren wordt er doorgaans gekozen voor een zogenaamde "breath-hold" techniek (de indicatie hiervoor kan variëren per radiotherapie afdeling), waarbij getracht wordt de stralingsbelasting van het hart zoveel mogelijk te beperken door de ademhaling tijdens een bestralingssessie meermaals in te houden. Hierdoor komt het hart verder van de borst te liggen en is de stralingsbelasting voor het hart beperkter.

Bij kleine tumoren kan er soms behandeld worden met brachytherapie, maar dit wordt maar in een beperkt aantal centra aangeboden en onder stricte voorwaarden.

F. Neveneffecten van de bestraling op de borst of borstkas
Tijdens en aansluitend aan de bestralingsperiode kunnen er bijwerkingen ontstaan (vroege bijwerkingen). Ook op lange termijn (maanden, jaren) kunnen er bijwerkingen ontstaan (late bijwerkingen). De late bijwerkingen treden zeldzaam op.

De voornaamste vroege bijwerking van de bestraling op de borst of borstkas is dat de huid rood of bruin verkleurt en dat de huid dan uiteindelijk open gaat. Dit gebeurt heel geleidelijk en voornamelijk in de plooi onder de borst en in de oksel. Er zijn verschillende behandelwijzen voor een bestralingsreactie op de huid. Een ervan is de huid droog te houden (eventueel mag talkpoeder gebruikt worden) en als de huid fors rood wordt of klachten gaat geven en/of open gaat wordt er een zalf voorgeschreven om de klachten te verzachten (de zalf voorkomt niet dat de huid open gaat). De huidbijwerkingen zijn goed te verdragen. Bij een bestraling op de borst alleen of borstwand is er meestal geen pijnstilling nodig. Indien er pijnklachten optreden kan er in overleg met de bestralingsarts een goede pijnstiller ingenomen worden. De kans dat er klachten van de huid optreden is groter bij bestraling van de borst/borstwand met de overige lymfeavfloed gebieden (hoe groter het bestralingsgebied hoe meer kans op neveneffecten).

Op lange termijn kan het zijn dat de borst/borstwand wat vaster aan goed voelen. Soms is het zo dat de borst daardoor wat kleiner wordt, maar soms wordt de borst juist wat groter.

Het kan ook gebeuren dat de ribben wat gevoeliger worden in de maanden na de bestralingen. Met name de ribben aan de rand van de oksel en onder de borst kunnen wat gevoelig worden . Dit zal langzaam verbeteren. Bij sommige mensen komen er 2-3 of 4 jaar na de bestraling rode vlekjes in de huid. Dit noemen we teleangiectasien. Deze plekjes kunnen weggelaserd worden.

Als de oksel geopereerd is en daarna bestraald wordt, is de kans wat groter dat er lymfoedeem (verslechtering van lymfeafvloed waardoor er vochtopstapeling in de weefsels) van de arm zou kunnen ontstaan. Het is belangrijk om de symptomen goed in de gaten te houden (dikker worden van de arm, beperking van de beweeglijkheid van de arm) en indien nodig te starten met behandeling bij de fysiotherapeut (Nederland) of kinesist (België).

Copyright Stralend Samen © 2024

Naar boven